Groninger Museum nog verder onder druk door zorgen in gemeenteraad
Coalitiepartijen in de Groningse gemeenteraad maken zich zorgen over de situatie bij het Groninger Museum. Uit een vertrouwelijk rapport van adviesbureau Berenschot blijkt dat het museum financieel en organisatorisch vastloopt. De kas zou vrijwel leeg zijn, het bestuur wisselde de afgelopen jaren vaak en er ontbreekt een duidelijk toekomstplan. Dit meldt Omroep Groningen (OOG).
Volgens het rapport kloppen financiële gegevens niet altijd en is er te weinig aandacht voor kosten en inkomsten. Daarbij trekt het museum onvoldoende bezoekers en staat het gebouw voor een renovatie. De coalitiefracties van SP, PvdA en GroenLinks willen daarom woensdag mondelinge vragen stellen aan het college.
Waarde voor de stad
De partijen benadrukken dat het museum een belangrijk icoon is voor Groningen, maar dat goed bestuur noodzakelijk is om die rol te behouden. Zij pleiten voor structurele oplossingen in plaats van tijdelijke noodgrepen. Het museum moet volgens hen zekerheid bieden aan makers, medewerkers en bezoekers.
Advies en mogelijke maatregelen
Berenschot adviseert kostenbesparing, een kleiner vast personeelsteam en een eenmalige financiële injectie om het museum vanaf 2027 opnieuw te laten beginnen. De coalitiepartijen willen voorkomen dat de gemeente opnieuw in een situatie belandt zoals in 2011, toen het museum met publiek geld gered moest worden.
Vragen aan het college
De fracties willen van het gemeentebestuur weten hoe het museum samen met de provincie weer in stabiel vaarwater kan komen en welke kosten daarbij horen. Daarbij benadrukken zij dat eventuele extra middelen niet ten koste mogen gaan van andere culturele initiatieven in de stad.
Ook oppositie kritisch
Naast de coalitiepartijen heeft ook de oppositie aangekondigd vragen te stellen. Zij willen weten welke stappen het college neemt om de financiële huishouding van het museum op orde te krijgen en of er alternatieve vormen van subsidie zijn besproken. Ook vragen zij naar de visie van het college op het rapport van Berenschot.